2 jaar DDB II: Van slechte naar echte economie (1)

Om het financieel economisch beleid van de regering te kunnen volgen, becommentarieert analyticus Robby Makka, in 2 delen, de periode 25 mei 2016-25 mei 2017. Deze afgebakende periode betreft het 2e beleidsjaar van regering Bouterse II, na de verkiezingen van 25 mei 2015. Vorig jaar maakte Makka de analyse voor het 1e beleidsjaar, ook in 2 delen, en koos hij voor het thema ‘vertrouwen’, dat zo essentieel is in de economie. Wat is er met dit vertrouwen gebeurd, nu wij wederom 1 jaar verder zijn? Welke zijn hierbij de markante updates?

Ten eerste: het gaat de verkeerde kant op, in ieder geval vanuit het perspectief van de gewone burgers die nog dagelijks geconfronteerd worden met een schreeuwend gebrek aan koopkracht, prijzendruk, gestaag afnemend bezit en toenemende leningen.
Ten tweede: de macro-economische variabelen zijn sinds vorig jaar enigszins veranderd. De regering heeft andere keuzes gemaakt.
In deze analyse zijn de uitgangspunten, de zogenaamde successlogans van de regeringspartij met haar 26 zetels nl.: 1)’we gaan voor vijf’ en 2) ‘neks no fout’. Deze dubbele quote is gematerialiseerd aan de hand van forse (obligatie)leningen met hoge rentes, en daarnaast met het IMF leengeld. Het IMF, dat nu losgelaten is. Getuige de onvrede in de samenleving wordt er niet gezegd: ‘zwaaien if yu de eens nanga mi’, integendeel, het volk is ‘zwaai-moe’. De slagzinnen zijn sterk vervaagd.

Positief
Hoewel de coalitie en de oppositie, inclusief de straatleiders fundamenteel lijnrecht tegenover elkaar staan over de aanpak van tal van economische vraagstukken, zijn er macro-economisch bezien, enkele positieve lichtpunten. Duidelijk is dat een ‘kermis naast een weeshuis’ niet meer kan. We hebben geen Carifesta uitgaven. Immers, vanaf vandaag is het 3e jaar van DDB II begonnen. De tactiek is, politici kennende, de impopulaire maatregelen liever in 2017 en 2018 te treffen, en tegen eind 2019 en begin 2020 de ‘meevallers’ terug te geven. Dus nu, de sociale pijn en later het sociaal contract. Tegen deze tactiek vragen critici om beleidsombuiging.
Er kunnen 5 lichtpunten genoemd worden.

  1. De monetaire reserve is nu ongeveer $ 393 miljoen (per 31/04-2017).
  2. Er is een nieuw ontwerpwet Ontwikkelingsplan ingediend.
  3. Het solidariteitsfonds is als wet door DNA aangenomen.
  4. Een aantal inkomstenverhogende maatregelen zijn in werking gezet en
  5. De wisselkoers is (voorlopig) stabiel.
In het kader van de ordening van de financiën-administratie is veel data op diverse websites geplaatst. Dat is een goede zaak. Er zijn minimaal 5 inkomstenverhogende maatregelen getroffen zoals: bustarieven, mijnbouwrechten, pompprijs, stroom- en watertarieven. Ook zijn er door de CBvS, anti-krimp c.q. monetair gerelateerde maatregelen getroffen, met als meest recente, de nieuwe regels over valuta kredieten.

De vragen zijn echter: is het verloren ‘vertrouwen’ een beetje herwonnen met een prognose daling van het begrotingstekort van 12% naar 4%? En, zijn de laatste projecties van het IMF benaderbaar?
Het antwoord is ronduit: Neen. Twee redenen liggen hierbij ten grondslag:

  1. De begroting 2017 is nog steeds niet behandeld (gepland is 2e helft juni), omdat deze wederom decoratief en irrealistisch is. De geraamde uitgaven in deze begroting van SRD 8 miljard is een economisch onding. Er wordt niet bezuinigd zoals het moet. De verslechterde credit ratings bevestigen dit.
  2. We zijn in 2016 voornamelijk een top leenland geworden, dus met een enorme verhoging van de staatsschuld, waarbij de volgende generaties zijn opgezadeld met de terugbetaling.
HRM & Reshuffeling
Het afgelopen jaar hebben wij een reshuffeling binnen de regering gehad. Het is echter dezelfde teamgeest met andere bewindslieden. Waarom er op die manier vervanging heeft plaatsgevonden is niet geheel duidelijk. Ook directeuren e.a. (zouden) worden vervangen. Gerold Dompig van de commissie Ordening Goudsector is vervangen. Maar de vraag is door wie? Waar is hij nu, terwijl hij belast was met de goudordening als cruciale sector? En wie is de vervanger van Winston Caldeira bij het IDCS, het instituut voor privatisering? Hoeveel middelen zijn bij het OGS en het IDCS gebruikt en wat hebben deze instituten tot nu toe opgeleverd? Wie weet nog, hoe de directeur van de Belastingdienst heet, terwijl fiscale hervormingen onderweg zijn? Wij hebben het niet over interim en/of waarnemend directeuren.
Dit zijn maar enkele vragen waarbij communicatie en transparantie nodig is.

De rode lijn van de afgelopen 7 jaren was als volgt:
DDB I: devaluatie, opmaken monetaire reserves en monetaire financiering (3).
DDB II: lenen en verhogingen (2).

Er wordt vanuit DDB I naar DDB II met minister Financiën als ‘Buig-manager’ gebogen, met voorbedachte rade. In het kader van de HRM van ECOFIN Suriname is de buigingstactiek als volgt te omschrijven:

  • Hoogleraar Anthony Caram, adviseur van de CBvS, is bezig de opgemaakte monetaire reserve, weer op te potten. Hierdoor kan Caram niet meer openlijk zijn commentaar geven.
  • CBvS topman Glenn Gersie werkt als ‘correction fluid’ van oud-governor Hoefdraad en
  • Het volk moet opdraaien voor alle foute maatregelen van DDB I.
DESTOP
DESTOP is wellicht de toepasselijke denkbeeldige ‘projectnaam’ voor de Surinaamse economie, die ook het jaar 2016 wankel heeft gehouden. Als we kijken naar ‘DESTOP’ elementen:
Demografisch (samenstelling bevolking, e.d.),
Economisch (Koopkracht, inflatie),
Sociaal (ethiek),
Technisch (internet e.d.),
Overheid (wetten, e.d.) en
Politiek,

zijn de verhoudingen hier tussenin scheef en dus nog een warboel. Eigenlijk is, de grote overheid, die wederom niet is gereorganiseerd, de bende van de ellende. Er is geen monetaire financiering meer, maar de dreiging is aanwezig. Er is geen hoge maandinflatie meer (+0,9% april t.o.v. maart), maar het risico is er wel. We kennen in de economie, de twee bekende vormen: de monetaire economie en de reële economie. De 1e kan goed zijn, maar de 2e is chaotisch. De echte economie kent het volgende voorbeeld: hoeveel goederen gooit een consument met SRD 100 nu in het karretje, in vergelijking met april 2016? Antwoord: trekt u gerust 30% ervan af, want dit is de jaarinflatie april 2017-april 2016. De koopkracht is, vanwege de slechte economie aanzienlijk gedaald. Enkele jaren geleden verdiende een leraar $1000 en nu, na de devaluatie en inflatie, gemiddeld nog geen $ 400. Om alle kikkers in de kruiwagen te krijgen, (de bekende tactiek van de regering), zijn de lonen aangepast.

Lonen worden gesubsidieerd. Dit is geen verstandige economische boodschap, zonder de doorberekende flankerende maatregelen. Het devies is om een gebalanceerd pakket aan maatregelen te treffen in planning, opvang als in uitvoering. Het advies: durf jezelf te beperken, communiceer flink met alle partners en weet dat inflatie een stille huurmoordenaar is. De essentiële berekening door ABS moet zijn: wat is de nieuwe koopkracht van het verhoogde loon?
De loonsverhogingen noemt men in persverklaringen: de koopkrachtversterking. Deze is echter geen versterking, maar het neutraliseren van het opgebouwde koopkrachtverlies. Want, wanneer stijgt de koopkracht? Antwoord: als het inkomen sneller stijgt dan de inflatie. M.a.w. Indien het gestandaardiseerde inkomen sterker stijgt dan de prijzen, neemt de koopkracht toe.
De onbetrouwbaarheid van DDB I zit kennelijk nog diep erin. Daarom is er thans een grote onzekerheid over de huishoudportemonnee. Wij gaan van kaalslag naar inhaalslag, maar niet van een slechte economie naar echte economie.

Scroll to Top